De lichttrechterHet kunstwerk de Lichttrechter

In de bijna sacrale ruimte in de voet van de Grote Toren realiseerde beeldend kunstenaar Corrie van de Vendel uit Utrecht een kunstwerk dat respect toont voor de monumentale ruimte.

Belangrijke uitgangspunten bij de aan haar gegeven opdracht waren de status van de toren als rijksmonument, een sobere inrichting van de ruimte, het gebruik van licht als beeldend materiaal en het tot stand brengen van een relatie tussen de binnen- en buitenruimte. Tevens moest zij op een of andere wijze een beeldje van Marianne Roza, die aan de kunstacademie studeerde, in het ontwerp opnemen. Dit beeldje heeft als titel Verbondenheid (1997) en verbeeldt bij uitstek datgene waar het centrum voor staat: door verbondenheid wordt de dialoog en daarmee de echte ontmoeting tot stand gebracht.

Corrie van de Vendel beschrijft haar ontwerp, genaamd de Lichttrechter, als volgt. De trechtervorm van licht geleidende draden begint bij het gotische raam boven de entree. Vanaf het midden van de glas-in-lood-ramen vertrekken draden de ruimte in. De draden, bij elkaar ongeveer duizend stuks, komen samen in een opgehangen oog voor de witte achterwand. Het oog hangt op ongeveer zes meter hoogte en van daaruit hangen de draden in een tros naar beneden tot vlak boven de vloer. Aan de uiteinden van de draden bevinden zich kokertjes, die gevuld kunnen worden door bezoekers die een gedachte of boodschap op papier achter willen laten.

Op de begane grond van de ruimte is een uitholling in de vloer; direct onder de tros 'wijkt' de vloer. Hierdoor wordt de zwaarte van de tros geaccentueerd en vindt de tros een visueel einde in de architectuur van de toren. Deze uitholling heeft een tegenhanger in een bolling in de bestrating buiten de toren, voor de deur. Het is een verhoging die de plaats markeert van waaruit 's avonds de verlichting van het kunstwerk aangeschakeld kan worden. Iemand die op de bolling gaat staan, of er overheen loopt, activeert de verlichting binnen via detectoren. Zo is altijd te zien dat de binnenruimte leeft. Het natuurlijke licht gaat naar binnen, het kunstlicht zorgt ervoor dat het licht naar buiten wordt gebracht. De richting van het licht heeft een parallel met bezinnen: met gedachten over buiten betreed je de binnenruimte; na inkeer heb je aandacht voor de wereld om je heen.

Zie ook het artikel: 'Een kunstwerk verbonden met bezinning en rouwverwerking'

Gepubliceerd in Ph. Verdult (red.): God en kunst. Verdwijnen en verschijnen van het religieuze in de kunst, Lannoo – Tielt, 2009, blz. 260-272, door Liesbeth de Jong
toren_0.jpg toren_1.jpg toren_2.jpg toren_3.jpg toren_4.jpg